Zonnecollectors
De werking van een zonneboiler
Een zonneboilerinstallatie bestaat uit een opslagvat en een aantal thermische zonnecollectoren op het dak. In tegenstelling tot fotovoltaïsche zonnepanelen die elektriciteit opwekken, vangen die thermische zonnecollectoren op het dak het zonlicht op en zetten dit om in warmte. We spreken dan van thermische zonne-energie. Die warmte wordt opgeslagen in het opslagvat of voorraadvat. Het leidingwater wordt hierdoor opgewarmd, alvorens het naar de cv-ketel of de waterkraan gaat.
Uw cv-ketel of waterboiler hoeft voor dit warm water dus niet meer, of veel minder, aan te slaan. Enkel op het ogenblik dat er onvoldoende zonlicht beschikbaar is. Dat betekent een forse besparing op uw energierekening en een grote winst voor het milieu.
Thermische zonnecollectoren
Een zonneboiler bestaat uit een installatie met doorgaans 1 tot 4 thermische zonnecollectoren, een voorraad- of opslagvat met een volume van 100 tot 500 liter en bijhorende regelingssystemen, pompen en montageaccessoires. Voor een gemiddeld gezin van 4 personen volstaan 5 à 6 m² zonnecollectoren en een boiler van 250 tot 300 liter.
De zonnecollectoren vangen het invallende zonlicht op en zetten het om in warmte. De collector geeft de warmte door aan een vloeistof die de zonnewarmte van de collector naar het opslagvat brengt.
Er bestaan twee categorieën zonnecollectoren: de vlakkeplaatcollector en de vacuümbuiscollector.
Vlakkeplaatcollector
Bij een vlakkeplaatcollector valt het zonlicht in op een metalen plaat die bedekt is met een speciale laag die bijna alle zonnestraling absorbeert en omzet in warmte. De onderzijde van de metalen plaat is verbonden met een circuit van buizen. Door het circuit stroomt een vloeistof die warmte opneemt en transporteert. Isolatie aan de achterkant van de absorberende laag en een glasplaat ervoor vermijden dat er warmte verloren gaat. Dat geheel vormt een vlakkeplaatplaatcollector.
Vacuümbuiscollectoren volgens het heatpipeprincipe
Deze collector is opgebouwd uit een aantal naast elkaar geplaatste glazen vacuümbuizen. Daarin bevindt zich een smalle absorber verbonden aan een zogenaamde “heatpipe”. Dat is een gesloten buis waarin een speciale vloeistof zit. De vloeistof verdampt onder invloed van de zon. De damp verspreidt zich over de buis en condenseert bovenaan, waar de buis in contact staat met een koelvloeistof. De condenserende damp geeft zijn warmte af aan de koelvloeistof, die in een tweede gesloten circuit circuleert. De opgewarmde koelvloeistof gaat dan naar de warmtewisselaar in het voorraadvat en zo terug naar de heatpipe. In de heatpipe stroomt het condensaat naar beneden en de cyclus kan opnieuw beginnen.